Nadat Jezus Zijn macht getoond heeft in het stillen van de storm tijdens het oversteken van het Meer van Galilea, komt Hij met Zijn discipelen aan land in het
‘land van de Gadarenen', of: Dekapolis, het gebied van tien steden die met elkaar een verbond hadden gesloten.
Waarschijnlijk nabij Gergesa (nu: Kursi), aan de oostkust van het meer.
Een heidens gebied dat door de Joden gemeden werd, omdat ze het als onrein bestempelden.
Als Jezus uit het schip gegaan is, komt een door ‘onreine geesten’ bezeten man Hem tegemoet. Zijn denken en gedrag worden bepaald door de demonen; hij heeft geen controle over zichzelf. De man verblijft in de grafspelonken in de bergen. Voor de Joden is zo’n grafspelonk onrein vanwege de aanwezigheid van dode lichamen.
De geesten maken dat hij zichzelf slaat met stenen. Geen mens is in staat hem te bedwingen vanwege de bovennatuurlijke krachten die in hem huizen.
De man valt aan Jezus’ voeten neer. De onreine geesten blijken te weten dat Jezus de Zoon van God is en zijn bang dat Hij is gekomen om hen ‘vóór de tijd’ over te geven aan pijniging. Het is hun bekend dat hun uiteindelijke bestemming de poel van vuur is.
Openbaring 20 vers 10.
De geesten noemen zich Legio, ofwel legioen. Een Romeins legioen bestond uit zo’n 6.000 soldaten.
Jezus gebiedt de onreine geesten uit de man te gaan en staat hen toe in een kudde varkens te gaan die gehoed wordt op een berghelling in de buurt.
Varkens zijn voor Joden onrein. Het houden van varkens geeft de heidense cultuur van het gebied aan.
Als de geesten in de varkens gaan, rennen de varkens de steile helling af en storten ze zich in het meer, waar ze verdrinken.
De van demonen bevrijde man blijkt nu weer bij zinnen te zijn en vraagt Jezus met Hem mee te mogen gaan. Jezus draagt hem echter op in het gebied te blijven en aan zijn naasten bekend te maken wie hem verlost heeft uit de macht van de duivel en hoe Jezus zich over hem heeft ontfermd.
De man gehoorzaamt en begint in het hele gebied van Dekapolis bekend te maken wat Jezus voor hem gedaan heeft.
Deze geschiedenis toont Jezus’ macht om mensen te bevrijden uit de macht van Satan en Zijn Koninkrijk te vestigen daar waar eerst de duivel heerste.
1 Johannes 3 vers 8b:
Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou.
Mattheüs 12 vers 28:
Maar als Ik door de Geest van God de demonen uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God bij u gekomen.
Johannes 12 vers 31:
Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken, nu zal de vorst van deze wereld buiten geworpen worden.
Johannes 8 vers 36:
Als dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn.
In het eerste Bijbelboek Genesis, in hoofdstuk 3 vers 15, wordt geprofeteerd dat
‘de nakomeling van de vrouw’, Jezus, de kop van de slang, de duivel, zal verpletteren.
Door het offer van Jezus aan het kruis op Golgotha heeft Jezus de duivel overwonnen. Kolossenzen 2 vers 15:
Hij heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.
In het laatste Bijbelboek Openbaring wordt de uiteindelijke vernietiging van de duivel beschreven.
Openbaring 20 vers 10:
En de duivel, die hen misleidde, werd in de poel van vuur en zwavel geworpen, waar ook het beest en de valse profeet reeds zijn. En zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheid.