De gelijkenis over de wijze en de dwaze meisjes wordt door Jezus enkele dagen voor Zijn lijden en sterven uitgesproken. Hij wil ermee aangeven dat het noodzakelijk is op tijd voorbereid te zijn voor Zijn terugkomst uit de hemel.
De kerk wordt ook wel ‘bruid van Christus’ genoemd.
Jezus, de hemelse Bruidegom, gaat na Zijn opstanding uit de dood naar de hemel om
‘een plaats te bereiden’ voor Zijn bruid.
Johannes 14.
Maar Hij zal eens terugkomen om haar op te halen voor het hemelse bruiloftsfeest.
In deze gelijkenis zijn de meisjes alle tien uitgenodigd voor het bruiloftsfeest.
Het was in die tijd gebruikelijk dat de bruidsmeisjes - vriendinnen van de bruid - vanuit het ouderlijk huis van de bruid de bruidegom tegemoet gingen als hij zijn bruid kwam halen. Vijf meisjes hebben geen reserve-olie meegebracht voor hun lampen (toortsen).
Zij worden daarom ‘dwaas’ genoemd. Zij die wel olie hebben, zijn ‘wijs’.
De dwaze meisjes hadden wel een uitnodiging gekregen en hadden ook elk een lamp. Maar midden in de nacht, als de bruidegom komt, blijken zij niet gereed, niet voorbereid te zijn. De wijze meisjes kunnen hen niet van hun olie geven, en adviseren alsnog olie te gaan kopen. Dat doen zij, maar daarna zijn ze te laat. De deur van de bruiloftszaal blijkt al te zijn gesloten.
"Heer, heer, doe ons open!" roepen zij.
In het joodse idioom wijst de herhaling van de naam of aanspreektitel ‘heer’ op een persoonlijke intieme band met de aangesprokene.
De bruidegom zal waarschijnlijk wel op de hoogte zijn geweest wie de genodigden waren.
Toch antwoordt hij: "Ik ken u niet", wat mag worden uitgelegd als: "Ik wil niets met u te maken hebben".
Dit doet denken aan Mattheüs 7 vers 21 tot en met 23:
‘Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend. Ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!
De les van deze gelijkenis is dat niet allen die nu tot het Koninkrijk der hemelen worden gerekend, gereed zullen zijn. Het gevolg is dat zij uiteindelijk uitgesloten zullen worden van dat Koninkrijk.
Het persoonlijk belijden van het geloof in Messias Jezus hoort samen te gaan met het praktiseren van een leven vanuit dat geloof; het ‘doen van de wil van de Vader'.