De Amalekieten, nakomelingen van Ezau, vallen de Israëlieten aan in het kamp Rafidim, niet ver van de berg Sinaï. De Israëlieten moeten in de woestijn leren op God te vertrouwen.
Niet alleen geeft de HEERE water uit de rots en manna als voedsel, ook in de strijd moeten ze op Hem vertrouwen.
Mozes geeft Jozua instructie om ten strijde te trekken tegen Amalek, maar in de strijd is de overwinning alleen mogelijk door Gods hulp.
Israël is Gods volk, en wie tegen Israël strijdt, strijdt tegen God.
Zie Exodus 17 vers 16.
Mozes houdt de staf - waar God in Egypte vele wonderen door heeft verricht - omhoog als een banier, een veldteken in de strijd.
Als Mozes zijn handen met daarin de staf laat zakken door vermoeidheid, krijgen de Amalekieten de overhand. Aäron en Hur helpen Mozes om de staf omhoog te houden. Dan verslaan de Israëlieten Amalek.
Psalm 20 vers 6 tot en met 8:
Wij zullen juichen over uw heil en de vaandels opheffen in de Naam van onze God. Moge de HEERE al uw verlangens vervullen. Nu weet ik dat de HEERE Zijn gezalfde verlost! Hij zal hem verhoren uit Zijn heilige hemel, met machtige daden van heil door Zijn rechterhand. Dezen vertrouwen op strijdwagens en die op paarden, maar wíj zullen de Naam van de HEERE, onze God in herinnering roepen.
Zie ook Jesaja 31, waar melding wordt gemaakt van de strijd van de HEERE voor Sion, dat is Jeruzalem.
Voor christenen geldt dat zij mogen delen in de zegen van Gods verbond met Abraham.
In de geestelijke strijd die zij te voeren hebben tegen duivelse machten, kunnen zij alleen overwinnen als ze zijn
‘bekleed met de hele wapenrusting van God’.
Efeze 6 vers 10 tot en met 18.