Het onderwerp van dit schilderij is Jesaja 11 vers 6, een vers uit de profetie van Jesaja waarin hij een visioen beschrijft van het komende Messiaanse vrederijk. Het visioen geeft een beeld van de paradijselijke toestand die het gevolg zal zijn van de Messiaanse regering.
Links op de voorgrond is een boomstronk te zien waaruit een jonge loot groeit. Dit beeld is ontleend aan Jesaja 11 vers 1.
De ‘twijg’ die ontspruit aan de ‘afgehouwen stronk van Isaï’ is tegelijk ook ‘de Wortel van Isaï’ uit Jesaja 11 vers 10.
Met de ‘Wortel van Isaï’ wordt Davids Zoon - en tegelijk zijn HEERE - bedoeld: Messias Jezus.
Mattheüs 22 vers 41 tot en met 46.
Jezus heeft na Zijn opstanding uit de doden gezegd:
"Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde".
Mattheüs 28 vers 18.
Hij is opgevaren naar de hemel, maar zal ook weer terugkomen naar de aarde waarna Zijn rijk, het Messiaanse vrederijk, ook op aarde in volle glorie zal aanbreken.
De Messias en Zijn regering worden beschreven in Jesaja 11 vers 1 tot en met 5.
Degenen die zich blijven verzetten tegen Zijn heerschappij zullen de dood vinden.
Zie ook Openbaring 2 vers 27 en Openbaring 19 vers 15.
De vloek die - als gevolg van de zonde van de mens - over de schepping was gekomen (zie Genesis 3), zal worden opgeheven.
Daardoor zal de relatie tussen mens en dier en tussen dieren onderling worden hersteld zoals het was in de situatie vóór Genesis 3.
Iedere vorm van disharmonie zal worden uitgebannen. In die situatie kan zelfs een kind de voorheen verscheurende dieren hoeden.
Niemand zal meer kwaad doen of verwoesting aanrichten; de aarde zal vol zijn van de kennis en heerlijkheid van de HEERE.
Het is een troostrijke profetie in een tijd van geweld. Oordelen en gerichten moeten plaatsvinden, maar daardoorheen vestigt God Zijn Koninkrijk.
Voordat Jezus terugkomt zal het kwaad in hevige mate worden geopenbaard:
En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De HEERE zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst.
2 Thessalonicenzen 2 vers 8.
Nu zucht de schepping nog:
Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God. Want de schepping is aan de zinloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft, in de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk in barensnood verkeert tot nu toe.
Romeinen 8 vers 18 tot en met 23.
Openbaring 5 vers 5:
En een van de ouderlingen zei tegen mij: Huil niet. Zie, de Leeuw Die uit de stam van Juda is, de Wortel van David, heeft overwonnen om de boekrol te openen en zijn zeven zegels te verbreken.