Johannes 13 vers 2 tot en met 17
2 Toen dan de maaltijd plaatsvond en de duivel Judas Iskariot, de zoon van
Simon, al in het hart gegeven had Hem te verraden,
3 stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem
alle dingen in handen gegeven had en dat Hij van God uitgegaan was en tot
God heen ging,
4 op van de maaltijd, legde Zijn kleren
af, nam een linnen doek en deed die om Zijn middel.
5 Daarna goot Hij water in de waskom en begon
de voeten van de discipelen te wassen en af te drogen met de linnen doek die
Hij om Zijn middel had.
6 Zo kwam Hij bij Simon Petrus en die zei tegen
Hem: Heere, wilt Ú mij de voeten wassen?
7 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Wat Ik
doe, weet u nu niet, maar u zult het later inzien.
8 Petrus zei tegen Hem: U zult mijn voeten in
der eeuwigheid niet wassen! Jezus antwoordde hem: Als Ik u niet was, hebt u
geen deel met Mij.9 Simon Petrus zei tegen Hem: Heere, niet
alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd.
10 Jezus zei tegen hem: Wie gebaad heeft, heeft
slechts nodig dat zijn voeten worden gewassen, want hij is al geheel
rein. En u bent rein, maar niet allen.
11 Want Hij wist wie Hem verraden zou;
daarom zei Hij: U bent niet allen rein.
12 Toen Hij dan hun voeten gewassen had en Zijn
kleren weer had aangedaan, ging Hij weer aanliggen en zei tegen hen:
Ziet u in wat Ik aan u gedaan heb?
13 U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt
het terecht, want Ik ben het.
14 Als Ik dan, de Heere en de Meester, uw voeten
gewassen heb, moet ook u elkaars voeten wassen.
15 Want Ik heb u een voorbeeld gegeven,
opdat ook u zult doen zoals Ik voor u heb gedaan.
16 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Een
dienaar is niet meer dan zijn heer, en een gezant niet meer dan hij die hem
gezonden heeft.
17 Als u deze dingen weet, zalig bent u als u ze
doet.