Na de dood van Jozef en zijn broers worden hun nakomelingen talrijk in Egypte. Na verloop van tijd treedt er een nieuwe farao aan, die Jozef niet gekend heeft. Hij legt de Israëlieten dwangarbeid op.
Dan denkt de HEERE aan het verbond dat hij met Abraham, Izak en Jakob gesloten heeft, namelijk de belofte dat Hij hen het land Kanaän zal geven. Hij hoort het gekerm van het lijdende volk.
God roept Mozes als leider van het volk en draagt hem op het volk Israël uit Egypte te leiden. De farao wil het volk echter niet laten gaan. Vanwege deze weigering treft God Egypte met tien plagen. De tiende plaag is het doden van alle eerstgeborenen in het land Egypte.
De Israëlieten zullen door deze plaag niet worden getroffen als ze het bloed van een geslacht lammetje op de boven- en zijdorpels van de deur van hun huis aanbrengen. Als de HEERE het bloed zal zien, zal Hij hun deur voorbijgaan en hun eerstgeboren kind sparen.
Op het schilderij zie je een eerstgeboren zoon die toekijkt hoe zijn vader het bloed op de deurposten aanbrengt.
Het Pascha (wat betekent ‘voorbijgaan’) is een voorafbeelding van het offer van Jezus Christus, die als het Lam van God Zijn bloed voor zondaars vergoot en plaatsvervangend stierf voor hen die in Hem geloven en achter Zijn bloed schuilen.
1 Korinthe 5 vers 7:
Want ook ons Paaslam (letterlijk: Pascha) is voor ons geslacht: Christus.