Jozef is door zijn broers aan handelaars verkocht en als slaaf meegenomen naar Egypte. Daar komt hij in dienst van Potifar, een man die een belangrijke positie bekleedt aan het koninklijk hof van de Farao. De vrouw van Potifar verleidt Jozef tot overspel. Jozef weigert op haar verzoeken in te gaan, maar wordt toch beschuldigd van aanranding. Hij belandt onterecht in de gevangenis.
Daar ontmoet hij twee andere gevangenen: de schenker en de bakker, twee dienaren van de koning die hem moesten voorzien van eten en drinken. Jozef wordt aangesteld als bediende van deze twee gevangenen.
Op een dag blijken beide mannen te hebben gedroomd. Jozef biedt aan hun dromen uit te leggen. De uitleg - die God Jozef ingeeft - komt uit.
Na drie dagen wordt de schenker hersteld in zijn functie, maar eveneens na drie dagen krijgt de bakker de doodstraf: hij wordt opgehangen.
Het getal ‘drie’, door Jozefs handgebaar in het schilderij aangegeven, is cruciaal in Jozefs uitleg van de dromen.
Parallellen met het leven van Jezus:
Jozef blijft staande in de verleiding.
Genesis 39 vers 9.
Jezus blijft ook staande in de verleiding.
Mattheüs 4 vers 1 tot en met 11.
Jozef wordt vals beschuldigd.
Genesis 39 vers 13 tot en met 18.
Ook Jezus wordt vals beschuldigd.
Mattheüs 26 vers 59 tot en met 65.
Na Jozefs vernedering wordt hij verhoogd tot onderkoning. Genesis 41 vanaf vers 14. Jezus gaat ook een weg van diepe vernedering, voordat Hij wordt verhoogd als Koning. Efeze 2 vers 20 en 21. Hebreeën 2 vers 9.
Filippenzen 2 vers 8 en 9.
Bij de uitleg van de dromen komt bij Jozef een profetisch aspect naar voren.
Jezus is de grote Profeet. Jesaja 11 vers 2.
Vergelijk Jesaja 9 vers 5.
Daniël 5 vers 12.
Lukas 4 vers 18 tot en met 22.