Jozef is één van de twaalf zonen van Jakob. Vader Jakob houdt veel van Jozef. Jozef is – net als Benjamin – een kind van Rachel, Jakobs eerste liefde. Jozef is ook
‘het kind van zijn ouderdom’. Daarom houdt Jakob extra veel van Jozef, en dat laat hij ook merken.
Zo geeft hij Jozef bijvoorbeeld een mooie jas, een dure mantel met heel veel kleuren.
Jozef krijgt dromen waarin zijn broers voor hem buigen. Over deze dromen vertelt hij zijn broers. De broers worden steeds jaloerser en kwader op Jozef.
Op een dag krijgt Jozef van zijn vader de opdracht om naar zijn broers te gaan die een eind van huis op de schapen passen. Jozef trekt zijn mantel aan en gaat op pad. Zijn broers zien hem aankomen en bedenken een plan om hem te doden. Als Jozef arriveert, trekken ze zijn jas van zijn lijf en gooien ze Jozef in een lege put. De broers gaan vervolgens met elkaar eten. Dan komen er handelaars voorbij. Voor de prijs van een slaaf wordt Jozef verkocht en door hen meegenomen naar Egypte.
Parallellen met het leven van Jezus:
Jozef is de geliefde zoon van Jakob.
Genesis 37 vers 3.
Jezus is de geliefde Zoon van God de Vader.
Johannes 3 vers 16.
Jozef wordt door zijn vader naar zijn broers gestuurd, en is bereid om te gaan.
Genesis 37 vers 13.
God de Vader zendt Zijn Zoon Jezus als mens naar de aarde, tot zijn broers (de Joden in Israël), en ook Hij is bereid om te gaan.
Psalm 40 vers 8 en 9. Johannes 1 vers 11.
Mattheüs 15 vers 24. Filippenzen 2 vers 5 tot en met 7.
Jozef en Jezus spreken over hun toekomstige machtspositie en oogsten daarmee haat Genesis 37 vers 5.
Daniël 7 vers 13 en 14. Johannes 15 vers 23 tot en met 25.
Johannes 3 vers 14 tot en met 22.
Genesis 37 vers 18 tot en met 20.
Mattheüs 12 vers 14.
Lukas 19 vers 47.
Lukas 20 vers 13 en 14.
Genesis 37 vers 28.
Mattheüs 26 vers 14 en 15.