Terug naar overzicht

Nathan bestraft David

Deze content is alleen beschikbaar nadat u cookies heeft geaccepteerd.

2 Samuel 12:7

Toen zei Nathan tegen David: U bent die man!

Volledige bijbeltekst

2 Samuel 12 vers 1 tot en met 15.
1 ’En de HEERE zond Nathan naar David. Toen die bij hem kwam, zei hij tegen hem: Er waren twee mannen in een stad, de één rijk en de ander arm.
2 De rijke had heel veel schapen en runderen.
3 Maar de arme had helemaal niets dan alleen één enkel klein ooilam, dat hij gekocht had. Hij hield het in leven en het werd groot, samen met hem en met zijn kinderen. Het at mee van zijn stuk brood, dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot. Het was als een dochter voor hem.
4 Toen er een reiziger bij de rijke man kwam, kon hij er niet toe komen een van zijn eigen schapen en runderen te nemen, om een maaltijd te bereiden voor de reiziger die bij hem gekomen was. Daarom nam hij het ooilam van de arme man en bereidde het voor de man die bij hem gekomen was.
5 Toen ontstak David in grote woede tegen die man, en hij zei tegen Nathan: Zo waar de HEERE leeft, voorzeker, de man die dat gedaan heeft, is een kind des doods!
6 En dat ooilam moet hij viervoudig vergoeden, omdat hij dit gedaan heeft en geen medelijden had.
7 Toen zei Nathan tegen David: U bent die man! Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Ík heb u tot koning gezalfd over Israël en Ík heb u uit Sauls hand gered.
8 Ik heb u het huis van uw heer gegeven, en bovendien de vrouwen van uw heer in uw schoot. Ja, Ik heb u het huis van Israël en Juda gegeven. En als dat te weinig was geweest, zou Ik u nog wel meer gegeven hebben.
9 Waarom hebt u dan het woord van de HEERE veracht, door te doen wat slecht is in Zijn ogen? U hebt Uria, de Hethiet, met het zwaard gedood. Zijn vrouw hebt u tot vrouw genomen en hem hebt u door het zwaard van de Ammonieten gedood.
10 Welnu dan, het zwaard zal voor eeuwig niet van uw huis wijken, omdat u Mij veracht hebt en de vrouw van Uria, de Hethiet, genomen hebt om u tot vrouw te zijn.
11 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik breng onheil over u uit uw eigen huis, en zal uw vrouwen voor uw ogen nemen en hen aan uw naaste geven; die zal op klaarlichte dag met uw vrouwen slapen.
12 Voorzeker, ú hebt in het geheim gehandeld, maar Ík zal dit doen ten aanschouwen van heel Israël en in het volle licht.
13 Toen zei David tegen Nathan: Ik heb gezondigd tegen de HEERE. En Nathan zei tegen David: De HEERE heeft ook uw zonde weggenomen; u zult niet sterven.
14 Omdat u echter door deze zaak de vijanden van de HEERE zeer hebt doen lasteren, zal wel de zoon die u geboren is, zeker sterven.
15 Toen ging Nathan naar zijn huis’. 

Uitleg bij dit schilderij

Deze content is alleen beschikbaar nadat u cookies heeft geaccepteerd.
De bestraffing van koning David door de profeet Nathan volgt op Davids zonden van overspel met Bathseba en het plegen van doodslag op haar echtgenoot Uria. Zie 2 Samuel 11. De positie van David, als de door God uitgekozen en gezalfde koning van Israël, maakt deze zonden extra zwaarwegend en ernstig. David geeft hiermee niet alleen een slecht voorbeeld voor zijn volk, maar geeft ook de vijanden aanleiding om de Naam van de HEERE te lasteren. God heeft David steeds bijgestaan en gezegend, maar ondanks dat gaat David nu tegen Zijn wil en geboden in.
De profeet Nathan komt in Davids paleis, en legt hem een zaak voor. (De koning treedt soms op als rechter.) Als Nathan het verhaal over een rijke en een arme man heeft verteld, ontsteekt David in woede over de rijke man. Hij spreekt onder aanroeping van Gods Naam een oordeel over hem uit. Dan blijkt het verhaal van Nathan een profetie in de vorm van een gelijkenis te zijn; met de ‘rijke man’ in het verhaal wordt David zelf bedoeld; ‘Ú bent die man!’ Vervolgens spreekt Nathan David in Gods Naam toe, en beschuldigt hem ervan dat hij ondankbaar, ontrouw en ongehoorzaam heeft gehandeld. Hij vertelt wat Gods straf op zijn zonden zal zijn. De zonden werden heimelijk gedaan, maar de straf op de zonde zal in het openbaar volgen.
David reageert schuldbewust: ‘Toen zei David tegen Nathan: Ik heb gezondigd tegen de HEERE.’ (2 Samuël 12 vers 13) David heeft de doodstraf verdiend, maar God is hem genadig. Wel zullen zijn zonden gevolgen hebben: het zwaard zal voor eeuwig van Davids huis niet wijken. Ook zal het kind dat Bathseba baart, sterven. Sommige uitleggers zien in de vermelding van de viervoudige vergoeding een verwijzing naar de vier kinderen van David die de dood stierven: het eerste kind van Bathseba, Amnon, Absalom en Adonia.

Psalm 51 is de boetpsalm die uitdrukking geeft aan Davids berouw:
1 ‘Een psalm van David, voor de koorleider;
2 toen de profeet Nathan bij hem was gekomen, nadat hij bij Bathseba was gekomen.
3 Wees mij genadig, o God, overeenkomstig Uw goedertierenheid, delg mijn overtreding uit overeenkomstig Uw grote barmhartigheid.
4 Was mij schoon van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde.
5 Want ík ken mijn overtredingen, mijn zonde staat mij voortdurend voor ogen.
6 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen, zodat U rechtvaardig bent wanneer U rechtspreekt en rein bent wanneer U oordeelt.’
Enzovoort.

Koning David was in veel opzichten een voorafbeelding van de Zoon van David: Koning Jezus, de Messias van Israël. De HEERE was mét David, en zijn regering was in veel opzichten rechtvaardig. Toch blijkt ook hij een zondig en feilbaar mens te zijn, in tegenstelling tot de Messias, Jezus:
‘God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende; en Hij heeft het woord van de verzoening in ons gelegd. Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen. Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.’ (2 Korinthe 5 vers 19 tot en met 21)
‘Let er dan op dat u nauwgezet wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen, en buit de geschikte tijd uit, omdat de dagen vol kwaad zijn. Wees daarom niet onverstandig, maar begrijp wat de wil van de Heere is’. (Efeze 5 vers 15 tot en met 17)

Stel een vraag over dit schilderij

{{ errors.first("field_10") }}
{{ errors.first("field_11") }}
{{ errors.first("field_12") }}
{{ errors.first("privacy") }}
Download gratis de afbeelding