De jonge Samuel dient in de tabernakel/tempel te Silo, waar Eli hogepriester is. Eli’s zonen ontheiligen de offerdienst, maar Eli treedt er niet tegen op. Dan komt ‘een man Gods’ Eli het oordeel aanzeggen vanwege het onteren van God (1 Samuel 2 vers 27 tot 36). Dat is opvallend, want ‘het woord van de HEERE was schaars in die dagen’ (1 Samuel 3 vers 1). Eli krijgt te horen: ‘wie Mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij verachten, zullen zelf veracht worden’ (1 Samuel 2 vers 30).
In de tijd die volgt ontvangt Samuel voor het eerst een woordelijke openbaring van God. Hij ligt op zijn bed in één van de vertrekken die rondom het heiligdom zijn gebouwd. Dan roept de HEERE Samuel. Samuel ‘kende de HEERE nog niet’, dat wil zeggen: hij was nog niet vertrouwd met Gods directe spreken. Hij denkt dat Eli hem roept vanaf zijn slaapplaats. Dit herhaalt zich drie keer. Dan beseft Eli dat het de HEERE is die Samuel roept, en Eli instrueert Samuel hoe hij moet antwoorden als God weer roept. Gods boodschap aan Samuel is dat het oordeel over het huis van Eli uitgevoerd zal worden. Samuel is bevreesd deze boodschap aan Eli te brengen, maar doet dat de volgende morgen toch in gehoorzaamheid.
Na deze eerste keer openbaart de HEERE zich meerdere keren aan Samuel te Silo, en het wordt Israël duidelijk dat Samuel als Gods profeet is aangesteld. Via Samuel komt het woord van de HEERE tot Israël. Met het optreden van Samuel komt het profeten-ambt nadrukkelijk naar voren, om niet meer te verdwijnen tot na de Babylonische ballingschap.