De Israëlieten zijn het beloofde land Kanaän binnengetrokken en komen tot rust na de strijd. De stammen vestigen zich in het stuk land dat zij toegewezen krijgen. Het erfdeel van de stam van Levi is niet een stuk land, maar God Zelf; het priesterschap voor Hem. De Levieten krijgen in totaal wel 48 steden toegewezen, waarvan 6 vrijsteden. Deze vrijsteden zijn gelijkmatig verdeeld over het land zodat ze voor eenieder binnen korte tijd bereikbaar zijn.
In Exodus 21, tijdens de uittocht uit Egypte, wordt al bepaald dat als iemand zonder opzet zijn naaste heeft gedood, hij/zij naar het altaar (bij de tabernakel) mag vluchten om daar veilig te zijn voor de bloedwreker. Het altaar is de plek waar het doodvonnis over schuldige zondaars wordt voltrokken aan plaatsvervangende offeranden.
Na de intocht in Kanaän wordt deze vrijplaats uitgebreid met de 6 vrijsteden, zodat er in totaal 7 ‘asielplaatsen’ zijn voor mensen die – zonder opzet – schuldig zijn aan iemands dood.
De vrijstad is een type of voorafbeelding van Christus, tot Wie elke zondaar mag vluchten. Christus is de Toevlucht waarheen elke zondaar, schuldig aan zowel onopzettelijke als opzettelijke zonden, mag vluchten, met berouw en bekering.
Elke gelovige in Christus is ‘in Hem’. Romeinen 6. Filippenzen 3 vers 9.
Elke vrijstad ligt, goed zichtbaar, op een berg. Jezus noemt Zijn volgelingen – de christelijke gemeente – ook ‘een stad op een berg’; het licht van de wereld.
In deze stad is, net als in de Levitische vrijsteden, kennis van Gods wil; Goddelijk licht.
Deze ‘stad’ is de zetel van Gods regering, Zijn Koningschap, en het is een afspiegeling van het hemelse Jeruzalem.
Christus heeft door Zijn bloed te offeren de toegang tot het hemelse heiligdom ontsloten voor wie in Hem gelooft.
De namen van de 6 vrijsteden hebben rijke betekenissen. Ze verwijzen naar Christus:
‘Kedes betekent ‘heilig’, en onze toevlucht is de heilige Jezus. Sichem, ‘een schouder’, en de heerschappij is op Zijn schouder. Hebron, ‘gemeenschap’, en de gelovigen zijn geroepen tot gemeenschap met Christus Jezus, onze Heere. Bezer, ‘een sterkte’, want Hij is een sterkte voor allen die op Hem bouwen. Ramoth, ‘hoog of verhoogd’, want God heeft Hem verhoogd aan Zijn rechterhand. Golan, ‘blijdschap, of gejuich’, want in Hem zijn al de heiligen gerechtvaardigd, en in Hem zullen zij roemen.’ (Matthew Henry: Exposition of the Old and New Testaments.)