Op advies van Naomi gaat Ruth ’s nachts naar de dorsvloer van Boaz (Ruth 3). Daar vraagt Ruth hem of hij met haar wil trouwen. ‘Want u bent de losser’, zegt ze erbij.
Wat is een losser? Leviticus 25 vers 25 zegt: ‘Wanneer uw broeder in armoede raakt en een deel van zijn bezit moet verkopen, dan moet zijn losser komen die nauw aan hem verwant is, en vrijkopen wat zijn broeder heeft verkocht’.
Ruth 4 vers 3 zegt dat Naomi het land van haar overleden man Elimelech heeft verkocht. Een stuk land dat aan een familie toebehoorde als erfdeel, mocht niet voor altijd worden verkocht. Naomi wist dat Boaz, op wiens land Ruth was terechtgekomen om aren te rapen, een bloedverwant was; één van de mogelijke lossers.
In Ruth 4 blijkt de bepaling van het losserschap te worden gecombineerd met de bepaling van het leviraatshuwelijk. Dat is een huwelijk van een man met de weduwe van een overleden broer, wanneer uit dat huwelijk geen kinderen geboren zijn. Het eerste kind wordt dan geacht een kind van de overleden broer te zijn. Op deze wijze zorgt men ervoor dat de nalatenschap van de broer niet verloren gaat. Zie Deuteronomium 25 vers 5 en 6.
Boaz antwoordt Ruth (Ruth 3 vers 13) dat hij bereid is de verantwoordelijkheid van het losserschap op zich te nemen, maar hij weet dat er nog een nauwere bloedverwant is. Als deze niet bereid is te lossen, zal Boaz het doen. Boaz gaat de volgende dag naar het poortgebouw van Bethlehem om de zaak officieel te regelen. In Ruth 4 vers 5 zegt hij tegen de nadere bloedverwant dat de losser in dit geval ook de plicht heeft te trouwen met Ruth, ‘om de naam van de gestorvene (Machlon, de overleden man van Ruth) over zijn erfelijk bezit in stand te houden’. De nadere bloedverwant weigert dan het losserschap; hij wilde wel het land kopen, maar niet met Ruth trouwen. Als bevestiging van het feit dat hij Boaz het recht geeft losser te zijn, trekt hij zijn schoen uit en geeft die aan Boaz. In die tijd een gebruikelijk symbool. Boaz aanvaardt de verantwoordelijkheid van het losserschap en neemt Ruth tot vrouw.
In de Bijbel wordt de HEERE de Losser of Verlosser genoemd. Zie Psalm 19 vers 15 en Job 19 vers 25. Bijvoorbeeld toen de Israëlieten in Egypte in slavernij gevangen zaten, is God opgestaan om hen te lossen en hun een erfdeel te schenken in het beloofde land. De Vader schenkt zijn Zoon Jezus Christus tot een Verlosser. Het losserschap in Israël was daar een voorafbeelding van. Jezus ‘stelt zijn ziel tot een losprijs voor velen’ (Mattheüs 20 vers 28). Hij werd voor ons een ‘bloedverwant’ door als Gods Zoon mens te worden; familie van Adam en zijn nageslacht. Zo werd Hij Verlosser die de zondeschuld van de wereld betaalde.
‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft’ (Johannes 3 vers 16).
In de Bijbel wordt de HEERE ook wel de Bruidegom van Israël genoemd. Zie Jesaja 54 vers 5, Jesaja 62 vers 5 en Jeremia 2 vers 32. Zoals in het Nieuwe Testament de gemeente van gelovigen de bruid van Christus wordt genoemd. Zie 2 Korinthe 11 vers 2. Hij blijft trouw aan Zijn verbond.