Naarmate het volk Israël gedurende het tijdperk van het Bijbelboek Richteren (rechters) steeds immoreler wordt, wordt dit ook zichtbaar bij de richters zelf. Elke opeenvolgende richter heeft meer tekortkomingen dan de richter voor hem. Bovendien zijn de verlossingen die ze brengen slechts korte perioden van vrede en rust voor het land Israël. Deze tekortkomingen doen de lezer verlangen naar een ultieme Verlosser die de ware rust voor Gods volk in zal luiden; de beloofde Messias (Genesis 3 vers 15), die Zijn volk voor altijd verlost. Simson is de twaalfde en laatste richter die in het Bijbelboek Richteren wordt beschreven.
Simson komt voort uit de stam Dan. Dan is een zoon van Jakob en zijn slavin Bilha. Dubbelhartigheid is kenmerkend voor Dan. Hij zal Israël wel richten, maar vertoont kenmerken van de slang (zie Genesis 49 vers 17). Deze ‘halfheid’ kenmerkt ook Simson. Hij is weliswaar richter over Israël, maar volgt ook vaak de ingevingen van zijn zondige hart. Daardoor verspeelt hij uiteindelijk Gods gave: zijn grote kracht.
Voor zijn geboorte zegt de Engel van de HEERE dat Simson een Nazireër zal zijn; een aan God gewijde. Als teken van zijn Nazireërschap mag er geen scheermes op zijn hoofd komen en mag hij geen sterke drank of onrein voedsel gebruiken.
In Simsons dagen dreigen de Filistijnen Israël onder de voet te lopen. Maar Simson ‘zal beginnen Israël te verlossen uit de hand van de Filistijnen’ (Richteren 13 vers 5).
Als de Geest van de HEERE vaardig wordt over Simson, beschikt hij over grote lichamelijke kracht. Simson doodt door zijn grote kracht veel Filistijnen. Tegelijk is hij zwak. Hij kan de verleiding van de Filistijnse vrouwen niet weerstaan. Als de Filistijnse Delila blijft aandringen haar te vertellen waarin het geheim van zijn grote kracht schuilt, blijkt Simson zo zwak te zijn dat hij het geheim uiteindelijk onthult. Delila laat zijn lange haar – het teken van zijn Nazireërschap – afscheren, en dat wordt zijn ondergang. De Heilige Geest verlaat hem, Simson verliest zijn kracht, zijn vrijheid en zijn gezichtsvermogen.
Tegelijk wordt Simson op een andere plaats in de Bijbel genoemd als iemand die (ook) door het geloof heeft gehandeld: ‘En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd ontbreekt mij om te vertellen over Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuel en de profeten. Zij hebben door het geloof koninkrijken overwonnen, gerechtigheid in praktijk gebracht, beloften verkregen, muilen van leeuwen gesloten. Zij hebben de kracht van het vuur geblust, zij zijn aan de scherpte van het zwaard ontkomen, zij hebben in zwakheid kracht ontvangen, zij zijn machtig geworden in de oorlog, legers van vreemden hebben zij op de vlucht gejaagd.’ (Hebreeën 11 vers 32 tot en met 34).