In de tijd waarin Gideon leeft doet Israël ‘wat slecht is in de ogen van de HEERE.’ (Richteren 6 vers 1) Daarom geeft de HEERE hen over in de hand van de Midianieten, die het land jaarlijks plunderend en vernielend doortrekken, zeven jaar lang. ‘Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE.’ (Richteren 6 vers 6) Die zendt daarop een profeet die de Israëlieten eraan herinnert dat de HEERE hen heeft verlost uit Egypte, en hen het land Kanaän heeft gegeven. En dat zij de verbondsrelatie met Hem niet mogen minachten door afgodendienst. Zie Deuteronomium 28 vers 15. Toch wordt Gideon door de HEERE geroepen om Israël te verlossen uit de hand van Midian. Hij zegt tegen Gideon: ‘Omdat Ik met u zal zijn, zult u Midian verslaan alsof het maar één man was.’ (Richteren 6 vers 16)
Eerst krijgt Gideon de opdracht om het altaar dat zijn vader aan de afgod Baäl heeft gewijd af te breken, en een altaar voor de HEERE te bouwen. Vervolgens wordt de strijd tegen de Midianieten voorbereid. Het leger van 32.000 man dat Gideon verzamelt, is te talrijk in de ogen van de HEERE. Het mag niet zo zijn dat Israël zou kunnen zeggen: ‘Mijn eigen hand heeft mij verlost!’ (Richteren 7 vers 2) Na selectie blijft uiteindelijk een legertje van slechts 300 man over. In het dal tussen de berg Gilboa en de heuvel Moreh ligt het grote leger Midianieten en Amalekieten, met hun kamelen. ‘Zo talrijk als de zandkorrels die zich aan de oever van de zee bevinden.’ (Richteren 7 vers 12) Als de mannen van Gideon – verdeeld in drie groepen van honderd – tegen middernacht de Midianieten omsingelen en hen schrik aanjagen met hun bazuinen, fakkels, strijdkreten, en het geluid van brekend aardewerk, brengt de HEERE de Midianieten zo in paniek dat ze elkaar onderling gaan bevechten en op de vlucht slaan.
‘Zo werd Midian vernederd voor de Israëlieten, en zij hieven hun hoofd niet meer op. En het land had rust in de dagen van Gideon, veertig jaar lang.’ (Richteren 8 vers 28)
Ondanks deze overwinning kent het richterschap van Gideon een zekere ambivalentie. Nadat hij tot richter geroepen wordt, heeft hij twijfel of de HEERE wel zal doen wat Hij belooft. Toch gehoorzaamt Gideon uiteindelijk.
Na de overwinning op Midian brengt Gideon het volk weer op het verkeerde pad door op eigen houtje een ‘efod’ te maken. Anders dan de efod die de hogepriester Aäron droeg (een uit kostbaar materiaal vervaardigd gewaad dat in het oude Israël werd gedragen door de hogepriester, zie Exodus 28) is deze efod niet in opdracht van God gemaakt, en wordt het na verloop van tijd een voorwerp van verering dat ‘voor Gideon en zijn huis tot een valstrik werd.’ (Richteren 8 vers 27)
De gemeente van Christus in onze tijd kent een geestelijke strijd tegen alle geestelijke vijanden van God. Ook in deze strijd wordt de overwinning door Gods hulp behaald.
Romeinen 8 vers 31: ‘Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?’
Romeinen 8 vers 37: ‘Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad’.