De wijzen uit het oosten arriveren waarschijnlijk pas in Jeruzalem na de presentatie van de pasgeboren Koning in de tempel als Hij 40 dagen oud is.
Deze wijzen (‘magi’ of ‘magiërs’, in het Grieks ‘magoi’), zijn waarschijnlijk Babylonische astrologen.
De term ‘wijzen’ komt ook voor in Daniël 2 vers 12 en 48.
Net als de ‘wijzen’ of tovenaars in Egypte in de tijd van Jozef en Mozes, houden ze zich bezig met het op occulte wijze interpreteren van dromen en bijzondere tekenen aan de sterrenhemel.
De profeet Daniël werd tijdens de ballingschap in Babel
- ongeveer 600 jaar voor de geboorte van Jezus Christus - aangesteld tot hoofd over de wijzen, hoewel hij zelf altijd trouw is gebleven aan de openbaringen van de God van Israël.
In Babel werd de god Bel vereerd.
Mogelijk heeft Daniël toen de profetie over de Messias uit Numeri 24 vers 17 genoemd:
Er zal een ster uit Jakob voortkomen, er zal een scepter uit Israël opkomen…’.
De wijzen die nu Jezus komen aanbidden kenden mogelijk deze profetie.
De Magi waren oorspronkelijk een stam in Medië, die vanaf de zevende eeuw voor Christus’ geboorte genoemd wordt.
Het priestergeslacht oefende grote invloed uit op zowel Perzische als Babylonische vorsten.
Deze heersers hielden bij het nemen van beslissingen rekening met de op occulte wijze verkregen kennis van de wijzen. Ook speelde deze kennis een rol bij het aanstellen van nieuwe regeerders.
De Magi sloten zich later aan bij het Zoroastrisme in Perzië, maar behielden hun traditionele, occulte rituelen.
De geschiedenis van de wijzen uit het oosten laat zien dat God heidenen opzoekt in hun eigen cultuur. En dat Hij hen op de hun vertrouwde wijze openbaart dat de Koning, de Messias, is geboren.
Dat betekent intussen niet dat God astrologie goedkeurt.
De wijzen komen de Koning aanbidden. Hij is op dat moment nog een Kind, maar sinds Zijn hemelvaart troont Hij - boven de sterrenmachten - aan Gods rechterhand in de hemel.
Ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende.
Efeze 1 vers 21.
Hun aanbidding staat in schril contrast met de ongelovige reactie van de Joodse overpriesters en schriftgeleerden en van koning Herodes, die het Kind wil doden.
Psalm 72 vers 11:
Ja, alle koningen zullen zich voor Hem neerbuigen,
alle heidenvolken zullen Hem dienen.
Openbaring 22 vers 16:
Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen.
Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster.
2 Petrus 1 vers 19:
En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart.